Ik wacht nooit meer

Soms liep ik tegen lampen maar nooit was ik zo gewond. Ik heb net zo lang gewacht tot ik mezelf niet meer verstond. Vaak zong ik over jou, maar dit is de laatste keer; dit had ik nooit gedacht, dit had ik nooit gedacht.

Wat kan ik nog schrijven als jij me niet gelooft. Misschien had ik moeten zeggen: “Ik heb je wat vergroot.” Want de wereld die ik zie is te klein voor iedereen – waar blijft het mooie weer, waar blijft het mooie weer?

Ik breek alle pleinen open, ik leid alle wegen om, ik bouw nieuwe fundamenten voor een taal die niet gesproken wordt maar enkel geciteerd als men het niet goed meer weet. En ik wacht nooit meer, en ik wacht nooit meer, en ik wacht nooit meer, en ik wacht nooit meer.