Hoop op betere tijden

Er is hoop op betere tijden, er is nood aan dit verschil; ik denk jou en jij het mijne – jou is alles wat ik wil.

Sinds ik drink drink ik op jou, sinds ik val val ik voor jou, sinds muziek muziek voor jou, sinds ik hou hou ik van jou.

Waar was ik gebleven? Ik heb vaak mijn vlucht ontkend, maar ik vlieg nu door het leven en ik land niet voor dat went.

Hoeveel nachten zo alleen, hoeveel nevel om mij heen, hoeveel zever aan mijn been, hoeveel minder dan geen een?

Alsof alles nu zijn plaats vindt, alsof alles lacht en straalt, alsof niets mij nog kan raken – alsof iemand ons verhaalt.

Zal je dansen op verzoek, zal je recht zijn als ik hoek, zal je komen al ik roep, zal je vinden wat ik zoek?

Nu ik hier heel dicht bij jou ben, nu de paarden staan op stal, nu dat alles ons met rust laat; nu zijn ik en jij vooral.