Compostvat | 29

Om het eens niet te hebben over mijn kat
– die trouwens nooit meer terugkwam naar huis –
ik schafte een bak aan, deksel incluis,
exact driehonderd liter: “Dag compostvat!”

Nu nog leeg, slechts een bodem beneden
bestaand uit een restje terrastegels,
nog geen gasten, noch dampen noch pegels,
zo hol als een vat vol mogelijkheden.

De mens marineert levenslang langzaam;
groeit op, floreert, rijpt, takelt af, ontslaapt
om dan finaal te vergaan tot stof en as.

Gft was ooit deel van een soort lichaam;
de haarpuntjes, het afval dat men opraapt,
van kapsel tot compost voor vers gewas.

  

Compostleek | 30

Een zak dennenschors covert de vatvloer
met daarop een laag bodemverbeteraar;
mijn groente-, fruit- en tuinafval mag een jaar
rusten op wat het zal worden. Rumoer!

Krioelende vliegjes, je ziet haast geen steek,
zie ze zwermen, oh mot, lieve hemel!
Dit vat bevat oogverblindend gewemel!
Hoogst vervullend voor deze compostleek.

De vliegwolk bedaart, daar ligt onbesneden
in ‘t donker een aubergine te glimmen,
beschermd tegen hawk tuah en neerslag.

Plastic bak, pronkstuk van mijn Tuin van Eden,
gouden kooi waar geen rat in kan klimmen,
noch uit, hoe oogt de eerstvolgende herfstdag?